‘Ik ben met mijn moeder naar mijn huisje in Polen geweest,’ zei ze. Ik verslikte me in mijn koffie, stamelde wat onverstaanbare kreten en keek haar stomverbaasd aan. ‘Je… eh… moeder?’ vroeg ik voor de zekerheid. ‘Ja, ze zat voorin. Ze vond het heerlijk.’
Het contact met deze bijzondere vrouw was een paar maanden ervoor ontstaan. Ze woonde zo’n 60 kilometer bij me vandaan, in een kapitaal huis met twee hectare eigen land eromheen. Maar ze was vaker in mijn woonplaats te vinden. In het kleine huis van haar moeder op een postzegel grond. Toen ik vroeg waar ze zich het fijnst voelde, zei ze zonder aarzelen: ‘in het huis van mijn moeder’. Ze was er het laatste jaar iedere dag te vinden. Haar zus en broer vonden dat ze het gekraakt had en hun moeder daar geen weerstand aan kon bieden. Haar lezing was uiteraard anders. Zij vond dat ze haar dochterplicht deed om de laatste periode voor haar moeder te zorgen.
‘Ik wil een knipkaart voor vijf gesprekken met jou’
Meteen na het eerste gesprek zei ze: ‘Ik wil een knipkaart voor vijf gesprekken met jou.’ ‘Dat kan,’ zei ik. ‘Meer doe ik er ook nooit. Want als het probleem zo groot is dat we dat in vijf sessies niet boven tafel krijgen, kun je beter een afspraak maken met een psycholoog of psychiater. Dan zit het dieper en dat is mijn vak niet.’
Het zat dieper. Dat werd me al vrij snel duidelijk. Maar ze wilde niet dat ik haar losliet, want ze vond dat ze recht had op vijf gesprekken. Ze had me niet voor niks vooruitbetaald. Ik zwichtte, maar wist dat ik aan een kansloze missie was begonnen. Vooral omdat ze op mijn vraag ‘Waarom wil je deze gesprekken?’ antwoordde: ‘Ik kan niet zonder.’ Ik kwam erachter dat ze al een heel regiment aan psychologen en psychiaters had versleten. Ze was verslaafd aan hun aandacht, betaalde daar graag voor en was doodsbang zonder dat vangnet.
Net zoals ze zich aan mij opdrong, had ze zich opgedrongen aan haar zieke moeder. Haar moeder was 93 en had geen eigen wil meer of de mogelijkheid die te uiten. Ik stelde vragen over hun relatie en begreep dat moeder en dochter een symbiotische verhouding hadden. Tenminste, dat was haar lezing. Moeder kon niet zonder dochter en dochter niet zonder moeder. Maar deze symbiose leverde geen voordeel op. De dochter was de moeder geworden die als een waakzame grizzlybeer haar kind afschermde en verdedigde. Ook al was dat ‘kind’ nu 93.
Haar zus en broer kwamen er niet tussen. Ze probeerden het wel, maar hun bezoekjes eindigden steevast in hooglopende ruzies en verwijten die teruggingen tot hun vroegste jeugd. ‘Een jeugd waarin de vader een dictatoriale rol vervulde,’ zo vertelde ze me. Of dat waar was, wist ik niet, want ik twijfelde aan ieder woord van haar. Het zou wellicht wel een deel van haar angst en behoefte aan houvast verklaren.
‘De vader was een dictator’
‘Ik kan niet zonder mijn moeder,’ zei ze in het vierde gesprek. ‘Zonder haar ben ik niks. Ik zie en hoor haar overal. Als ik in bed lig, hoor ik hoe ze me voorleest en een slaapliedje voor me zingt. Als ik ’s morgens de kamer inkom, zie ik mijn moeder aan tafel zitten. Al netjes gedekt, zoals ze was. Als ik de straat uitloop, zwaait ze me uit. Net zolang tot ik om de bocht verdwenen ben. Ik droom over haar.’ ‘Vind je dat fijn?’ vroeg ik. ‘Ja,’ zei ze. ‘Ik wil het nooit meer kwijt. De dag dat die beelden er niet meer zijn, zal ik instorten en wil ik niet meer leven.’
Het klonk heel heftig. Maar mijn intuïtie zei me dat hier een volleerd drama queen aan het woord was. Iemand die zichzelf had aangeleerd om in haar eigen waarheden te geloven, ook al hadden die geen enkele verbinding met de werkelijkheid. Was dat haar overlevingsstrategie?
‘Een volleerd drama queen’
En toen kwam het vijfde en laatste gesprek dat ze begon met: ‘Ik ben met mijn moeder naar mijn huisje in Polen geweest.’ Toen ik van de schrik bekomen was zei ze: ‘Ja, ik heb een levensgrote foto van haar laten maken en op karton geplakt. Die foto heb ik op de rechtervoorstoel gezet, keurig in de veiligheidsriemen. Ze genoot van het uitzicht, zei ze en was me zo dankbaar.’ ‘Hoe vond je dat?’ vroeg ik haar zo serieus mogelijk. ‘Geweldig natuurlijk. Ik heb haar ook gezegd: “Lieve mam, nooit meer zomaar bij me weggaan hoor. Jij en ik horen bij elkaar. Voor altijd!”’
Bron: Verdriet is als een egel | Angst | Gerard van Midden | www.rouwboek.nl